Hartschade door chemokuur niet direct merkbaar
Bepaalde soorten chemotherapie kunnen tot hartschade leiden. Patiënten van wie bijvoorbeeld de pompfunctie van het hart vermindert, blijken dat echter vaak niet meteen te merken. Dat blijkt uit UMC Utrecht-onderzoek van Janine Kamphuis waarop zij op 12 november promoveerde. Tegen de tijd dat deze patiënten wel last van hun hart krijgen, is de kwaal moeilijker te behandelen.
Cardio-oncologie is een nieuw vakgebied dat zich richt op de bijwerkingen van kankerbehandeling op het hart. Deze bijwerkingen kunnen onder andere bestaan uit hartritmestoornissen, een ontsteking van het hartzakje en schade aan hartkleppen of kransslagaderen. Of een patiënt risico loopt op deze bijwerkingen, is vooral afhankelijk van het type kankerbehandeling. Een van de belangrijkste bijwerkingen van chemotherapie is schade aan de hartspier, wat kan leiden tot een verminderde pompfunctie. Bij een afname van de pompfunctie kan op den duur hartfalen ontstaan.
Verminderde pompfunctie
Janine vertelt dat vooral bepaalde soorten chemo- en immunotherapie, waaronder een behandeling met anthracyclines en trastuzumab een verhoogd risico op hartschade geven. “Anthracyclines worden voornamelijk gebruikt bij de behandeling van borstkanker, lymfeklierkanker, acute leukemie en bepaalde soorten kinderkanker. Trastuzumab wordt voornamelijk gebruikt voor de behandeling van HER2 positieve borstkanker.”
Uit eerdere studies blijkt dat de behandeling van hartschade het meest succesvol is als deze gestart wordt bij een achteruitgang van de pompfunctie. Deze vroege achteruitgang leidt bij het merendeel van de patiënten niet tot klachten en wordt daarom vaak niet vroegtijdig worden opgemerkt zonder controle. Vaak ontwikkelen patiënten pas na maanden of zelfs jaren klachten van hartfalen zoals kortademigheid, vermoeidheid en vocht vasthouden. Als de behandeling met hartfalen medicatie pas op dat moment wordt gestart is de kans op succces kleiner.
Risico
Om hartschade vroegtijdig op te kunnen sporen en daarmee de kwaliteit van leven van patiënten met kanker zowel op de korte- als lange termijn te verbeteren, is in het UMC Utrecht in 2015 een speciale cardio-oncologie polikliniek opgericht. Hier wordt zorg geboden aan patiënten die een verhoogd risico hebben op het ontwikkelen van hartschade door de kankerbehandeling die zij hebben ondergaan. “Op deze polikliniek zien we voornamelijk patiënten waarvan wij inschatten dat zij een hoog risico hebben op hartschade. De risico- inschatting gebeurt nu op basis van de soort kankerbehandeling die een patiënt krijgt, leeftijd en aanwezigheid van risicofactoren voor hart- en vaatziekten zoals een hoge bloeddruk.” Uit het proefschrift komt naar voren dat de huidige risico-inschatting nog niet optimaal is. “Er zijn patiënten die ernstige hartschade ontwikkelen, ondanks dat het risico op hartschade laag wordt ingeschat. Een betere risico-inschatting is van cruciaal belang om de zorg van deze poli aan te kunnen bieden aan patiënten die er het meeste baat bij te hebben.”
Om de risico inschatting in de toekomst te verbeteren heeft Janine onder andere de Cardio-Oncologie registratie (ONCOR) opgezet. In deze registratie worden door meerdere ziekenhuizen in Nederland gegevens verzameld van patiënten die cardio-oncologische zorg hebben gekregen.
Niet iedereen controleren
Janine denkt niet dat het zinvol is alle patiënten die met anthracyclines of trastuzumab zijn behandeld, regelmatig te screenen. “Het gaat erom de patiënten die hartschade krijgen tijdig te signaleren. Gelukkig krijgt de overgrote meerderheid dat niet. Daarom is het niet nodig om de hele groep te belasten met extra controles bovenop alle onderzoeken en behandelingen die patiënten reeds moeten ondergaan vanwege de kanker. Goede zorg op de juiste plaats, daar moeten we naar streven.”
Janine Kamphuis promoveerde op 12 november aan de Universiteit Utrecht. De titel van haar proefschrift luidt: Stepping stones to improve cardio-oncological care