Zelfmanagement jongeren helpt bij vermoeidheid
Chronische vermoeidheid is een veelvoorkomend probleem bij adolescenten en jongvolwassenen, dat hun dagelijks leven aanzienlijk kan beïnvloeden. Recent onderzoek van Anouk Vroegindeweij (UMC Utrecht) toont aan dat zowel gepersonaliseerde leefstijladviezen als algemene voedingsadviezen kunnen bijdragen aan verbeteringen in de ernst van vermoeidheid en de algehele kwaliteit van leven van deze jongeren. Hoewel de verbeteringen bescheiden waren, zijn ze toch significant en soms klinisch relevant.
Vermoeidheid wordt gekarakteriseerd door een extreme uitputting die niet vermindert door rust. Dit kan leiden tot problemen op fysiek en sociaal vlak, op leerprestaties en heeft een negatieve impact op het mentale welzijn van jongeren met chronische gezondheidsproblemen. Omdat er geen genezing bestaat voor aanhoudende vermoeidheid, ligt de focus van de behandeling op het beheersen van de symptomen. Anouk Vroegindeweij’s onderzoek richtte zich daarom op zelfmanagementstrategieën voor jongeren met verschillende vermoeidheidssyndromen, waaronder Myalgische Encefalomyelitis/Chronische Vermoeidheidssyndroom (ME/CFS), Post-COVID syndroom, Q-koortsvermoeidheidssyndroom (QFS) en jeugdreuma.
In het onderzoek werden 60 patiënten bestudeerd. Gezien de lange wachtlijsten voor therapieën zoals cognitieve gedragstherapie, zochten Vroegindeweij en haar team naar mogelijkheden voor zelfmanagement. Ze onderzochten daarbij twee strategieën: (a) een gepersonaliseerd leefstijladvies (bijvoorbeeld op gebieden als slaaphygiëne, inbouwen van rustmomenten en lichamelijke activiteit) en (b) een algemeen dieetadvies. De effectiviteit werd geëvalueerd via een gerandomiseerde klinische trial en real-time dataverzameling bij individuele patiënten via smartphones, om de ervaringen van deelnemers met vermoeidheid intensief te monitoren.
Effectieve behandelingen
De resultaten lieten zien dat beide strategieën effectief waren in het verminderen van vermoeidheid en het verbeteren van de kwaliteit van leven. Hoewel de verbeteringen bescheiden waren, zijn ze toch significant en in een deel van de patiënten klinisch relevant. De variabiliteit in de uitkomsten benadrukt echter dat wat voor de groep als geheel werkt, niet bij alle patiënten effect heeft. De onderzoekers zagen de meeste verbeteringen bij deelnemers die zich goed hielden aan het gepersonaliseerde advies, vooral bij diegenen met minder ernstige symptomen.
Biologische factoren
Naast het gedrag van de deelnemers, onderzocht het project ook biologische factoren. Eerdere studies hebben aangetoond dat patiënten met ME/CFS vaak lagere cortisolniveaus vertonen. Tijdens Vroegindeweij’s onderzoek werden haarmonsters verzameld, en de analyse daarvan bevestigde dat patiënten met ME/CFS en QFS lagere cortisolspiegels hadden dan de controlegroep.
In haar conclusie pleit Vroegindeweij voor een gepersonaliseerde aanpak in het management van chronische vermoeidheid. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op zelfmanagementinterventies en de rol van smartphone-technologie bij het monitoren van symptomen. Door beter te begrijpen wat chronische vermoeidheid veroorzaakt, kunnen we mogelijk belangrijke doorbraken realiseren voor jongeren die hiermee worstelen.
Verdediging proefschrift
Anouk Vroegindeweij (1996, Dordrecht) verdedigde op 15 oktober 2024 haar proefschrift aan de Universiteit Utrecht. De titel van haar proefschrift was “Management of persistent fatigue - no individual acts like a group”. Promotoren waren prof. em. Nico Wulffraat, MD PhD (afdeling Kinderreumatologie/Immunologie en Infectieziekten, UMC Utrecht) en prof. em. Elise van de Putte, MD PhD (afdeling Kindergeneeskunde, UMC Utrecht). Co-promotores waren Joost Swart, MD PhD (afdeling Kinderreumatologie/Immunologie en Infectieziekten, UMC Utrecht) en Sanne Nijhof, MD PhD (afdeling Kindergeneeskunde, UMC Utrecht).
Anouk werkt in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (onderdeel van UMC Utrecht) als postdoctoraal onderzoeker.