“Ik voel me bevoorrecht dat ik kan helpen”
Marco Doorn is verpleegkundige in het Centraal Militair Hospitaal, maar werkt nu in het UMC Utrecht op de zogenoemde cohortafdeling. Hier worden patiënten die besmet zijn met het coronavirus behandeld. “Ik heb me aangeboden om te werken. Ik voel me bevoorrecht dat ik kan helpen.”
Normaal werkt Marco als verpleegkundige op de afdeling T4 in het Centraal Militair Hospitaal (CMH). Op deze plek worden militairen behandeld die ziek zijn, een operatie hebben gehad of gewond zijn geraakt. Een gevarieerde baan: “Op deze afdeling verblijven patiënten een dag of langer. Deze patiënten kunnen allerlei verschillende aandoeningen hebben, met uitzondering van intensive care en uitgebreide oncologie.” Maar nu werkt Marco tijdelijk op een andere plek: “Wij hebben onze steun aangeboden aan het UMC Utrecht tijdens de coronacrisis.”
Praatje over iets anders dan corona
De dagen van Marco zien er behoorlijk anders uit. “Het is een andere tak van sport!”, vertelt hij. Hij komt nu slechts in het CMH om zich om te kleden, daarna loopt Marco via de directe verbinding naar het UMC Utrecht, richting de cohortafdeling op D2 west. “Aangekomen op de afdeling meld ik me aan, ’s ochtends hoor ik welke patiënten ik toegewezen krijg.” Bij de zorg voor coronapatiënten hoort uiteraard ook extra beschermende kleding. “De gangen zijn niet-besmet verklaard, je komt in de normale witte dienstkleding binnen. Vervolgens kijk je waar je patiënten liggen.” Dat kan in een isolatiekamer zijn of op een zaal zijn. En dan is het tijd om je om te kleden: “Je gaat in vol ornaat de kamers op.”
Het valt hem op dat de patiënten op de afdeling behoefte hebben aan het ‘normale praatje’. “Dus niet over corona. Maar over voetbal.” Met een grijns voegt hij toe: “Of over vrouwen.” Hij vervolgt: “In ieder geval over iets anders dan het ernstig ziek zijn. Ze kijken alleen maar tv, bezoek kunnen ze bijna niet krijgen. Het enige dat ze horen is corona, terwijl ze er al middenin zitten.” Dat normale praatje, dat geeft de patiënten juist een enorme boost, vertelt Marco.
‘Standje oorlog’
Net als op de intensive care is de zorg op de cohortafdelingen intensief. Ook op deze afdelingen komt het regelmatig voor dat patiënten komen te overlijden. “Van tevoren ben ik op standje oorlog gegaan.” Marco vergelijkt het met de uitzendingen die hij in het verleden heeft meegemaakt. “Mijn laatste uitzending is in Afghanistan geweest. Daar ga je naartoe met het idee: ‘Hier kunnen slachtoffers vallen. En daar vallen ook slachtoffers.’ Toen ik wist dat ik hier ging ondersteunen, ben ik in diezelfde stand gegaan. Ik ga naar deze afdeling en ik weet dat er slachtoffers gaan vallen.”
Bevoorrecht
“De onzekerheid, dat je niet weet hoe lang dit gaat duren, dat vind ik het vervelendst. Toen ik op uitzending ging, wist je precies wanneer je weer in het vliegtuig naar huis stapt.” Nu vraagt Marco zich af: “Hoe lang houden we dit vol met z’n allen?”. Hij let daarom goed op zichzelf: als het weekend is, is het ook écht weekend.
Het maakt volgens Marco ontzettend veel uit dat hij ’s avonds naar zijn gezin kan. “De eerste week was heel onrealistisch, je krijgt heel veel indrukken. Je bent acht uur lang aan het vlammen. En dan loop je het ziekenhuis uit, en loopt iedereen weer heel netjes anderhalve meter om je heen. Je gaat naar huis, en dan staan je kinderen je juichend op te wachten.” Glimlachend zegt hij: “Dat is… anders.” Thuiskomen is een moment van opladen, legt hij uit. “Gelukkig heb ik een vrouw die ook in de zorg heeft gewerkt en militair is geweest. Zij begrijpt precies wat er aan de hand is, ik kan goed met haar hierover praten.”
Ondanks de intensieve dagen kan Marco ook heel positief naar zijn werk kijken: “Ik voel me vooral nuttig, dat geeft een goed gevoel. Dat ik iets kan betekenen in deze crisis. Er lijkt me niets zo verschrikkelijk als – wat veel mensen nu moeten doen – thuis zitten en afwachten. Eigenlijk wil iedereen op dit moment helpen. Ik voel me bevoorrecht dat ik kan helpen.”