“Herken uitzaaiingen wervelkolom op tijd!”
Herken een patiënt met uitzaaiingen in de wervelkom sneller en op tijd. Zo voorkom je onnodig leed en ingrijpende en dure spoedoperaties. Dat is de boodschap van Jorrit-Jan Verlaan, hoogleraar ‘Mobiliteit bij wervelmetastasen’ aan het UMC Utrecht.
Spoedeisende Hulp, vrijdagmiddag… Mevrouw de Jonge, een kwieke vrouw van begin zestig met een voorgeschiedenis van borstkanker wordt binnengebracht. Ze kan niet meer lopen, en ze heeft geen controle meer over haar blaas. Haar verhaal, vol sluimerende rugpijn en onzekere diagnoses, eindigt in een spoedoperatie. Die slaagt, technisch gezien, maar ze verlaat het ziekenhuis in een rolstoel en zal nooit meer kunnen lopen.
Mevrouw de Jonge (gefingeerde naam) stond centraal tijdens de oratie van Jorrit-Jan Verlaan op 25 april jl. In deze bevlogen en glasheldere speech, met de toepasselijke titel Zorgeloos het weekend in, vertelde Jorrit-Jan waar hij de komende jaren naar streeft als hoogleraar ‘Mobiliteit bij wervelmetastasen’ aan het UMC Utrecht.
“De helft van de patiënten die wij opereren vanwege uitzaaiingen in de wervel, komt als spoedgeval binnen,” aldus Jorrit-Jan. “Hun klachten zijn dan vaak al vergevorderd. En de uitkomst van een spoedoperatie is aanzienlijk slechter dan wanneer we eerder hadden kunnen ingrijpen. Laten we ervoor zorgen dat patiënten zoals mevrouw de Jonge niet meer ‘op vrijdagmiddag’ binnenkomen.”
Sluipmoordenaar onder de uitzaaiingen
Wervelmetastasen (uitzaaiingen van kanker naar de wervelkolom) zijn geen zeldzaamheid. Jaarlijks krijgen in Nederland naar schatting 25.000 mensen deze diagnose. Vaak geven deze uitzaaiingen in eerste instantie geen klachten. Maar bij een deel van de patiënten tast de groeiende tumor de stevigheid van de wervel aan, tot die instabiel wordt en de tumor op het ruggenmerg gaat drukken.
“Dat proces verloopt vaak sluipend,” legt Jorrit-Jan uit. “Eerst hebben mensen wat zeurende rugpijn, dan krijgen ze steeds meer beperkingen bij het bewegen. Pas als ze niet meer kunnen staan of lopen – of incontinent worden – komt het besef dat iets ernstigs aan de hand is. Maar dan is het vaak al te laat.”
Risicopatiënten blijven onopgemerkt
De uitdaging? De risicopatiënten tijdig herkennen. En dat blijkt in de praktijk lastig. Huisartsen, die patiënten als eerste zien, krijgen zelden te maken met deze ernstige wervelmetastasen – gemiddeld minder dan één patiënt per twee jaar.
“Ze moeten de risicopatiënt eruit vissen tussen ruim 100 mensen per jaar met rugklachten,” aldus Jorrit-Jan. “Dat is zoeken naar een speld in een hooiberg.”
Maar ook in het ziekenhuis is het niet vanzelfsprekend dat dergelijke uitzaaiingen vroeg worden gesignaleerd. “Wervelmetastasen komen voort uit verschillende soorten kanker. Dat betekent dat meerdere specialismen ermee te maken hebben. Maar lang niet iedere arts herkent de alarmsignalen direct, laat staan dat ze de juiste urgentie kunnen inschatten.”
Waarom altijd op vrijdag?
Een opvallend fenomeen: opvallend veel patiënten met acute klachten komen op vrijdag binnen. Jorrit-Jan vertelt over onderzoek uit Nederland en Frankrijk dat bevestigt wat velen in het ziekenhuis al aanvoelen: vrijdagmiddag is het piekmoment voor doorverwijzingen met ernstige uitval.
Hoe dat komt? Volgens Jorrit-Jan speelt het ‘weekendgevoel’ een rol: “Artsen, patiënten en families willen ernstige problemen niet laten doorsudderen tot in het weekend. Het gevolg: op het eind van de vrijdag komt alles samen. Maar juist in het weekend is het ziekenhuis minder bemand. Dat maakt de zorg op dat moment extra belastend én duurder.”
Samenwerken aan snellere herkenning
Om wervelmetastasen eerder te kunnen herkennen en behandelen, hebben Jorrit-Jan en zijn team in 2017 een multidisciplinaire polikliniek opgericht. Daar zien wervelkolomchirurgen en radiotherapeuten samen patiënten. Mensen met pijn of instabiliteit van de rug – maar nog zonder uitval – worden hier op één dag beoordeeld en krijgen meteen een behandelplan.
“Deze samenwerking, die we inmiddels ‘de Utrechtse aanpak’ noemen, werpt zijn vruchten af,” vertelt Jorrit-Jan. “We behandelen patiënten vaker op tijd, met minder complicaties. Ze gaan sneller naar huis, houden meer regie over hun leven en ondervinden minder beperkingen. En we kunnen gerichter behandelen, zonder over- of onderbehandeling.”
Regionaal aan de slag: OBI
Om de aanpak breder uit te rollen, werd in 2022 het Oncomid Botmetastasen Initiatief (OBI) gestart. Dit netwerk bundelt de krachten van ziekenhuizen in de regio Midden-Nederland, met ondersteuning van samenwerkingsverband Oncomid (Oncologie midden-Nederland). Het initiatief past perfect bij het Integraal Zorgakkoord: de afspraken die zijn gemaakt tussen het ministerie van VWS en een groot aantal zorgpartijen om de zorg goed, toegankelijk en betaalbaar te houden.
“Het idee achter het OBI is simpel,” zegt Jorrit-Jan. “We willen risicopatiënten sneller herkennen, gerichter behandelen en leren van elkaars ervaringen. Door goede afspraken en korte lijnen kunnen we tijd winnen en onnodige schade voorkomen.”
Een belangrijk onderdeel van OBI is het wekelijkse digitale overleg. Hier bespreken zorgverleners uit de hele regio patiënten. Ze delen inzichten en stemmen behandelingen op elkaar af. “We merken dat de samenwerking steeds beter loopt. En het enthousiasme werkt aanstekelijk. Niet alleen in Midden-Nederland maar ook buiten onze regio.”
Drie kernsignalen
Om zorgprofessionals te helpen bij het herkennen en inschatten van risico, ontwikkelt het OBI-netwerk onder meer twee nieuwe instrumenten.
Het eerste instrument is een herkenningsmodel met drie kernsignalen. Jorrit-Jan: “Welke diagnose hoort bij een afzakkende mondhoek, verwarde spraak, en een arm die niet meer goed functioneert? Deze signalen wijzen op een beroerte. En wat moet je dan doen? Je belt 112. De Hartstichting heeft fantastisch werk geleverd met dit ‘Mond – Spraak – Arm = Beroerte-alarm’, door die drie simpele kenmerken én de bijbehorende actie in te printen bij zorgprofessionals én het grotere publiek. Zo’n herkenbaar instrument willen wij ook ontwikkelen.”
Drie makkelijke kenmerken/signalen, gevolgd door een actiepunt… Hoe ziet dat eruit in het geval van werveluitzaaiingen, volgens Jorrit-Jan?
Signaal 1: Nieuw ontstane rugpijn?
“Dit moet het eerste kenmerk zijn, aangezien rugpijn in het natuurlijk beloop uiteindelijk heel vaak optreedt.”
Signaal 2: Voorgeschiedenis met kanker?
“Met dit kenmerk verkleinen we de kans dat we te maken hebben met aspecifieke rugklachten.”
Signaal 3: Verergert de rugpijn bij lopen of verandering van houding?
“Dat duidt namelijk op instabiliteit waardoor de urgentie sterk toeneemt.”
Is het antwoord op alle signalen ‘ja’?
“Dan is ons advies/actiepunt: maak een CT-scan van de wervelkolom!”, aldus Jorrit-Jan.
SMS-systeem
Het tweede instrument, naast het signaleringssysteem, waar Jorrit-Jan en zijn regionale collega’s aan werken is een zogeheten ‘SMS-systeem’. ‘SMS’ staat hierbij voor ‘Spinale Metastase Stadiering’.
“We hebben een indeling in vier fasen gemaakt, van asymptomatisch tot neurologische uitval. Daarmee kunnen zorgprofessionals bepalen hoe snel ze in actie moeten komen bij een patiënt en wat ze dan moeten doen”, legt Jorrit-Jan uit.
Zowel het signalerings- als het SMS-systeem worden op dit moment door promovendus Harmen Kuijten in de praktijk getest. Vanaf deze zomer worden pilotstudies opgezet. In de tweede helft van 2025 verwachten Jorrit-Jan en zijn team de eerste wetenschappelijke publicatie. Vanuit het buitenland is inmiddels ook al volop interesse getoond voor de systemen.
“We verwachten dat deze systemen, in Nederland maar ook daarbuiten, het verschil gaan maken. Ze bieden helderheid en dwingen zorgverleners tot actie als het echt nodig is. Maar ook de patiënten zelf, en hun naasten, willen we alerter maken op veranderingen in hun lichaam”, vertelt Jorrit-Jan.
Technologische versnelling
Het UMC Utrecht investeert daarnaast ook in innovatieve ‘voorspelmodellen’: met hulp van AI en data uit scans kunnen algoritmes straks automatisch ‘rode vlaggen’ herkennen.
Jorrit-Jan: “Denk aan een systeem dat automatisch een waarschuwing geeft in het patiëntendossier als een scan iets verdachts laat zien. Dat gaat ons enorm helpen bij vroege detectie.”
Ook doet Jorrit-Jans team onderzoek naar bijvoorbeeld welke factoren het risico op uitval of breuk vergroten. “Het werk van promovendi als Bas Bindels, Netanja Harlianto en Eline Huele vormt de basis voor de technologie van morgen. Slimme zorg die écht helpt.”
Meer kwaliteit, minder kosten
Eerder behandelen betekent niet alleen betere zorg – het is ook goedkoper. Spoedoperaties, revalidatie en aanpassingen in huis lopen al snel op tot tienduizenden euro’s per patiënt. Door eerder in te grijpen, zijn de behandelingen eenvoudiger, de opnames korter en herstelt de patiënt sneller.
“We hebben berekend dat we met de Utrechtse aanpak jaarlijks bijna twee miljoen euro besparen”, legt Jorrit-Jan uit. “En dat is zonder landelijke opschaling. Als andere regio’s dit ook gaan doen, loopt de besparing in de tientallen miljoenen per jaar. Aantoonbaar betere zorg tegen lagere kosten: dat is waar we naartoe willen.”
Gedeelde verantwoordelijkheid
Voor Jorrit-Jan is het duidelijk: dit is geen probleem van één ziekenhuis, één specialisme of één regio. “Iedereen die werkt in de zorg – van huisarts tot specialist, van verpleegkundige tot beleidsmaker – heeft hierin een rol. We moeten elkaar vinden, kennis delen, durven samenwerken en investeren in betere structuren.”
Hij ziet hierbij ook een belangrijke rol weggelegd voor jonge zorgprofessionals. “Zij kunnen als kwartiermakers helpen om de aanpak te verspreiden. Niet alleen in onze regio, maar in heel Nederland. Want deze problematiek speelt overal.”
Volgens Jorrit-Jan hebben we in Nederland de kennis, de middelen én de samenwerkingsmogelijkheden in huis om de problemen aan te pakken.
“We willen toch allemaal zorgeloos het weekend in? Ook onze patiënten. Laten we ervoor zorgen dat zij op tijd gezien worden, en laten we daar vandaag mee beginnen. Dan kunnen we samen de kwaliteit van zorg écht verbeteren.”
Wie is Jorrit-Jan?
- Jorrit-Jan Verlaan (1971) studeerde geneeskunde in Leiden.
- In Utrecht deed hij zijn promotieonderzoek, en werd hij opgeleid tot orthopedisch chirurg.
- Jorrit-Jan promoveerde in 2004 op een nieuwe minimaal-invasieve behandeling van traumatische wervelfracturen.
- In december 2020 werd hij benoemd tot hoogleraar Orthopedie aan het UMC Utrecht, met als leerstoel ‘Mobiliteit bij wervelmetastasen’.
- Jorrit-Jan werkt ook een paar dagen per week voor SentryX. Dit spin-off bedrijf heeft hij zelf mede opgericht. Het is nauw verbonden aan het UMC Utrecht.
- SentryX ontwikkelt een lokale, implanteerbare pijnstiller zonder morfine, bedoeld voor patiënten die net zijn geopereerd aan hun rug. Met deze uitvinding hoopt hij dat patiënten sneller op de been zijn en eerder naar huis kunnen. Ook wil hij zo voorkomen dat mensen afhankelijk worden van verslavende pijnstillers. De eerste resultaten in patiënten zijn hoopgevend. Het is de bedoeling om het pijnstillende implantaat later ook te gaan inzetten bij andere aandoeningen, zoals na heupoperaties.
- Jorrit-Jan woont in Zeist met zijn vrouw Willemijn, kinderen Philip (15) en Oscar (11), en hond Nouschka.
Waarom gekozen voor de oncologische orthopedie?
“In mijn derde jaar geneeskunde zag ik op tv een ‘omkeerplastiek’ worden uitgevoerd in het LUMC : een jonge patiënt leverde zijn knie in vanwege kanker maar liep enkele weken later gewoon weer rond. Je zag er niets meer van!
Een week of wat later zat ik aan tafel bij de orthopeed die de operatie had uitgevoerd (hoogleraar Antonie Taminiau) om te vragen of ik onderzoek bij hem mocht doen. Daarna wist ik zeker dat ik orthopeed met een oncologisch aandachtsgebied wilde worden.”