Geboden ggz-zorg sluit vaak niet aan op de vraag
Kijk welke mensen in een gebied wonen, welke ggz-zorg zij gemiddeld nodig hebben en pas daar het zorgaanbod op aan. Daarvoor pleit Jim van Os, ggz-hoogleraar in het UMC Utrecht. Hij ontwikkelde een methode om dat te berekenen. Daaruit blijkt dat van de vier grote zorgverzekeraars alleen de ggz-uitgaven van Menzis aansluiten bij de zorgvraag. Op 16 juli biedt hij deze methode aan ggz-staatssecretaris Paul Blokhuis aan.
“Doordat zorgverzekeraars nu verkeerd sturen, sluit het aanbod vaak niet aan op de vraag en vallen er veel mensen tussen wal en schip”, aldus Jim van Os. Eind juni stelde de Algemene Rekenkamer dat zo’n 11.000 mensen met ernstig psychisch lijden te lang geen zorg krijgt. En dat terwijl er 300 miljoen euro op de plank ligt om hen te helpen. Jim: “Voor veel zorgaanbieders zijn mensen met ernstig psychisch lijden niet lucratief genoeg. Ze helpen liever iemand waarbij snel progressie is te zien, of mensen waarbij het psychische lijden ook vanzelf over zou gaan. Daar valt wat aan te verdienen”.
De hoogleraar noemt als voorbeeld een man met een verstandelijke beperking en een drankprobleem die voortdurend conflicten heeft met zijn vrouw. Zij is altijd bang en heeft inmiddels ptss ontwikkeld. Dat het met hun kind ook niet helemaal goed gaat, spreekt voor zich. “Deze mensen vallen tussen wal en schip. Ze hebben te maken met de WMO, de ggz en jeugdzorg. Die hebben allemaal hun eigen verdienmodel, hun eigen werkelijkheid en werken niet samen.”
Eenzijdig aanbod
Daarnaast is het zorgaanbod in regio’s vaak te eenzijdig volgens Jim. “Iedere psycholoog of psychiater kan zijn eigen winkeltje starten, aangeven dat hij vooral gespecialiseerd is in bijvoorbeeld hoog functioneel autisme en dus alleen die mensen behandelen. Zo kan het zijn dat er in een regio tien winkeltjes zijn waar je terecht kan voor hoog functioneel autisme en geen een voor bijvoorbeeld complexe ptss.”
Jim vertelt dat de manier van zorginkopen door de zorgverzekeraars dit mede veroorzaakt, doordat er geen bruikbare stuurinformatie beschikbaar is. “Die informatie is bedrijfsgevoelig en daarom niet openbaar.” Maar hij heeft een manier gevonden om die informatie toch boven water te krijgen. Op basis van CBS-cijfers heeft hij berekend hoeveel ggz-zorg er naar verwachting nodig is in een bepaalde regio. Hierbij spelen factoren als aantal inwoners, verstedelijking, leeftijd, migratie, inkomen en werkeloosheid een rol. Vervolgens keek hij op basis van cijfers van Vektis hoeveel en welke ggz-zorg is geboden. Tegelijkertijd keek hij welke zorgverzekeraar waar marktleider is en kon zo de effectiviteit van de ggz-zorginkoop van de vier grote zorgverzekeraars analyseren.
“Die analyse laat dramatische verschillen zien. Bij Zilveren Kruis is de kloof tussen zorgvraag en zorgaanbod het grootst. Bovendien valt in die regio’s het hoge medicijngebruik op. Het lijkt erop dat deze zorgverzekeraar inkoopt op medicalisering. In de regio’s waar CZ marktleider is, zit een gat tussen geleverde zorg en het aantal mensen met een lage sociaal-economische status. Deze mensen hebben gemiddeld gezien vaker ggz-zorg nodig en lijken die lang niet altijd te krijgen in CZ-gebied. In regio’s waar VGZ marktleider is, valt op dat er relatief weinig ggz is geboden aan mensen die wel medisch-specialistische zorg en begeleiding uit de WMO ontvingen. Ook die groep heeft gemiddeld vaker ggz-zorg nodig en die blijft mogelijk achter bij VGZ. In regio’s waar Menzis marktleider is, is er op alle fronten wel voldoende samenhang tussen de voorspelde zorgvraag en het aanbod. Hier zie je dat er ruimte is voor intensieve kostbare zorgtrajecten voor patiënten met ernstig psychisch lijden.”
Hoe dan wel?
Jim stelt dat deze resultaten laten zien dat de gereguleerde marktwerking faalt. Hij weet ook hoe het wel zou moeten. “Op basis van deze methode zie je welke ggz-zorgbehoefte je kunt verwachten in een regio. Laten we per regio een digitale reflectietafel inrichten, waarin zorgverzekeraars, burgers en zorgaanbieders met elkaar bespreken hoe die benodigde zorg geboden kan worden. Samen horen en ervaren wat er nodig is en zo de methode steeds verder aanscherpen.”